Contains spoilers
Hm. Vreemd. Ik heb een vorig boek van de Murderbot-reeks omschreven als een seizoen van een tv-reeks. Dit was één aflevering van een tv-reeks.
Dit is het hele plot van het boek:
Ja, dat is het zo ongeveer.
Nee, dat is niet voldoende voor mij.
Er is iets traumatisch met Murderbot aan de hand. Murderbot is niet uniek, er zijn stapels robots en anderen die bewustzijn hebben en in slavernij gehouden worden. Er moeten ergens nog levende aliens zijn. Er moet meer aan de hand zijn met de megacorporaties in de Corporate Rim.
Hup hup Martha Wells, doe dáár iets mee.
Een boek van op mijn werk, en het zag er wel leutig van layout uit, en ik dacht: lezen.
Euh neen dus. Proper van layout, op een “binnen een paar jaar ziet dit er soooo 2010s uit” manier (niet dat daar iets tegen is natuurlijk), maar bijzonder zeer licht van inhoud.
Heel erg veel foto's, en nog eens voor de zoveelste keer een rehash van de basics van Agile en scrum, of toch zoals dat op het werk van de auteurs werkt. Niets in de diepte, en niet erg veel dat ik ervan kon opsteken.
De titel is ook bijzonder misleidend: specifiek over UX en design wordt ergens helemaal achteraan een klein beetje gesproken, en het komt er zo ongeveer op neer van “breid uw sprint 0 wat uit”.
Weinig of niets over voortschrijdende UX-inzichten, over de praktische wisselwerking van design en development: nee, niet mijn ding.
1888: Koningin Victoria is hertrouwd. Met een prins van een oud adellijk geslacht uit Wallachije, ene Vlad III Țepeș, ook wel genoemd Dracula.
Yay! Althist! En vampiers! En een heel boek vol verwijzingen naar andere boeken en dingen! (Nee serieus: zo ongeveer elk personage dat al was het maar een halve zin vermeld werd, komt vaak uit andere boeken, verhalen, films, series.)
En allemaal dingen tegelijkertijd ook–Mycroft als mover & shaker, doktor Moreau en Jekyll, Lestrade: wijs.
Dracula is prins-gemaal van Victoria, oude vampieren komen van overal in de openbaarheid, Dracula en de andere vampieren maken honderden en duizenden vampieren bij, en die maken weer vampieren, en er is miserie en hop kijk nu, er is een seriemoordenaar die nieuwe vampieren vermoordt in Whitechapel: Mary Ann Nichols, Annie Chapman, Elizabeth Stride, Catherine Eddowes... ayep: ze noemen hem Silver Knife tot hij ogenschijnlijk zelf een betere naam verzint in een brief naar de krant: Jack the Ripper.
Charles Beauregard gaat in opdracht van de schimmige Diogenes Club op onderzoek, samen met Geneviève Dieudonné (één van de elders onder de vampieren, ouder zelfs dan Dracula).
Uitstekend, vond ik. Ik heb lang moeten wachten voor het boek beschikbaar was bij Amazon, en de uitgave die ik las, was de heel uitgebreide versie, met meer dan honderd extra bladzijden: eindnoten, een alternatief einde, een filmscript, een aantal essays erbij. Aangeraden, en dan ga ik nu snel aan het vervolg beginnen.
Game of Thrones, maar dan in het echt. ‘t Is zo simpel als dat, en eigenlijk zou een mens bijna kunnen zeggen: Game of Thrones, da's gelijk wat Maurice Druon schreef over de laatste Capetingers, met een paar extra draken.
De boeken van Druon stonden al zo lang ik het mij kan herinneren in de bibliotheek van mijn ouders, en ik dénk dat we lang geleden ook de tv-serie uit de jaren 1970 moeten gezien hebben, maar ik herinner mij niet veel van. En de boeken, die had ik niet gelezen, schaam op mij.
Maar bij deze dus aan begonnen, en ho boy, zó wijs. Moord en sex en marteling en politiek en allianties en en verraad: hoera!
Verrassend kort, ook: ik dacht dat het veel langer zou zijn, dat eerste boek. Het voordeel/nadeel van digitaal lezen vermoed ik: geen echt aanvoelen hoeveel bladzijden er in totaal zijn – alleen de aanduiding van hoeveel uur er volgens de Kindle nog overblijven, geven mij tegenwoordig nog een idee.
Het verhaal is uiteraard allemaal op Wikipedia te vinden: ‘t is allemaal met Philips de Schone van Frankrijk en de Tempeliers, en Robert van Artesië die woest is op Mathilde (ook van Artesië) en hoe dat de honderdjarige oorlog in gang zet.
Van ganser harte aangeraden, dat spreekt.
Zoho: ik had Jonathan Strange & Mr. Norrell gelezen, opgemerkt dat ik het bijna ongelooflijk vond dat het een debuut was, en daarop zei Gerrit dat hij HHhH ook een sterk debuut vond.
Meer dan dat heb ik niet nodig, en met dank aan de geneugten van het digitaal kopen: naar de winkel gegaan, klikety-klik, hopla, instant gratification.
Gerrit had geen ongelijk. Ik vind het niet ongelooflijk dat het een debuut is – het leest fris en onbevangen, tegelijkertijd pretentieloos en op een charmante manier net wel heel pretentieus – maar ik heb er zeer van genoten.
HHhH staat voor Himmlers Hirn heißt Heydrich: het brein van Himmler is Heydrich. Heydrich is een bepaald akelig mens, die het schopte tot baas van het SS-Reichssicherheitshauptamt (waar onder meer ook de Gestapo onder viel), die de Kristallnacht organiseerde en achter de Nacht van de Lange Messen zat, die verantwoordelijk was voor de Einsatzgruppen (SS-doodseskaders, hoezee), die de Wannseeconferentie voorzat (die van de Endlösung), en die op het einde de baas was Bohemen-Moravië.
Daar pleegden Tsjechoslovaakse spionnen een aanslag op hem, en hij stierf kort erop aan een ontsteking.
Laurent Binet schrijft het verhaal van de aanslag op Heydrich. En terwijl hij dat verhaal schrijft, schrijft hij het het verhaal van het schrijven van het verhaal van de aanslag op Heydrich. Ja, het soort postmoderne nonsens en zelfbewuste dinges waar ik normaal gezien al op voorhand zenuwstuipen van krijg.
Maar het is, zoals ik zei, zó charmant en eenvoudig gebracht, dat ik er helemaal voor val. Serieus, neem nu een opmerking als deze, nadat hij het had over Emanuel Moravec en de sluiting van de scholen en universiteiten ten voordele van sportkampen:
Ce discours m'inspire trois remarques :
- En Tchéquie comme ailleurs, l'honneur de l'Education nationale n'est jamais aussi mal défendu que par son ministre. Antinazi virulent à l'origine, Emanuel Moravec est devenu après Munich le collabo le plus actif du gouvernement tchèque nommé par Heydrich, et l'interlocuteur privilégié des Allemands, bien davantage qu'Emil Hácha, le vieux président gâteux. Les livres d'histoire locale ont pris l'habitude de le désigner sous le terme de « Quisling tchèque », du nom de ce fameux collaborateur norvégien, Vidkun Quisling, dont le patronyme, par antonomase, signifie désormais « collabo » dans la majorité des langues européennes.
- L'honneur de l'Education nationale est bel et bien défendu par les profs qui, quoi qu'on puisse en penser par ailleurs, ont vocation à être des éléments subversifs, et méritent qu'on leur rende hommage pour cela.
- Le sport, c'est quand même une belle saloperie fasciste.
Cette scène n'est pas forcément très utile, et en plus je l'ai pratiquement inventée, je ne crois pas que je vais la garder.
Je crois que je commence à comprendre : je suis en train d'écrire un infra roman.
appeasement
helder
Vraag mij niet waarom ik dit herlezen heb. Ik herinner me vaag dat ik het zeer indrukwekkend vond toen ik het een eeuw geleden las, en ik zal wel iets gedacht hebben als “in de rapte eens lezen, tussen twee andere dingen door”.
Ahem ja. Dit is een lang boek. Serieus: een te lang boek. En het is echt wel wijs om lezen, maar dan toch wel vooral als een tijdsdocument — want echt literatuur zou ik het niet durven noemen.
De personages zijn meer dan karikaturaal, het verhaal is bij momenten zó ongeloofwaardig dat het ongewild humoristisch wordt, en de voorafschaduwingen zijn zo voorafschaduwend, dat er bijzonder weinig verrassingen te rapen zijn.
In het kort: Edmond Dantès heeft alles om gelukkig te zijn: hij heeft een beetje geld gespaard, hij staat op het punt om kapitein van een schip te worden en hij staat op het punt te trouwen met de mooie Mercédès. Danglars, die met Dantès vaarde, is jaloers. Fernand, een visser, is verliefd op Mercédès.
De dag voor Dantès' trouw schrijven Danglars en Fernand samen met de dronken Caderousse (een buurman die de vader van Dantès woekerrentes vraagt) een brief als zou Dantès een Bonapartist zijn (zéér not done in 1815). Dantès wordt gearresteerd op zijn verlovingsfeest, en ondervraagd door Villefort, de substituut van de procureur.
Villefort is een royalist, maar ziet in eerste instantie niets zwaars aan de hand met de loze beschuldiging , tot blijkt dat Dantès wel degelijk een brief op zich heeft: het was de stervenswens van zijn kapitein dat hij die brief zou bezorgen aan de Noirtier. Noirtier is een hardcore Bonapartist en — hier komt de clou! — de vader van Villefort, die Noirtier de Villefort geboren is.
Daarop smijt Villefort Dantès meteen in de gevangenis, zonder enige vorm van proces, in het Château d'If, de maximum security prison van die tijd, op een rots in de zee een paar kilometer voor de kust van Marseille. De brief zorgt ervoor dat Villefort op de hoogte is van de nakende terugkeer in Frankrijk van Napoleon en geeft Villefort meteen een zware promotie.
Dantès blijft jaren in eenzame opsluiting in het Château d'If, Ondertussen sterft de vader van Dantès, geraakt Fernand aan macht en geld door zowat iedereen voor wie hij ooit gewerkt heeft te verraden aan hun vijand, is Villefort na de tweede terugkeer van de monarchie na Waterloo procureur des konings, wordt Danglars een rijke bankier, en trouwt Fernand met Mercédès die het opgegeven heeft te wachten op Dantès.
Als Dantès op de rand van zelfmoord staat in de gevangenis, hoort hij lawaai dat blijkt een collega-gevangene te zijn, abbé Faria. Faria is belezen, intelligent, weet van geneeskunde en scheikunde af, leert Dantès talen en wetenschap, en samen reconstrueren ze hoe de vork in de steel zit met Danglars en Fernand en Caderousse en Villefort.
Tien (tien!) jaar na hun ontmoeting en veertien jaar na zijn gevangenzetting, slaagt Dantès erin te ontsnappen. Faria heeft hem vanalles geleerd, en ook en vooral verteld waar er een immense schat begraven ligt, op het eiland van Montecristo.
...en dan begint de wraak van Dantès. Eén voor één verschuift hij pionnen, tot hij uiteindelijk iedereen die hem gevangen gezet heeft, kapot heeft gemaakt. De zaken worden een beetje gecompliceerder omdat al die mensen getrouwd zijn en ook kinderen hebben: alleen daardoor is Dantès geen allesvernietigende wraakengel, maar enkel bijna-allesvernietigend.
Kluten en esbattementen, moord, vergiftiging, vermommingen, personages die blijken personages uit lang vervlogen verledens van elkaar te zijn, drama, melodrama, pathetiek, avontuur, duels, subterfuge: dit is geen boek, dit is een telenovela.
Zoals ik zei: wel leutig om lezen, maar dit is écht iets dat beter tot zijn recht komt in een tv-serie, denk ik.
Een verrassend goed boek, vond ik. AA++ would buy again.
Nabije toekomst, aliens landen op de maan, nemen contact op met Aarde. Aliens blijken een hele reeks verschillende soorten aliens te zijn. Het gaat van humanoïde tot hive mind, in allerlei maten en vormen, elk met een eigen achtergrond, psychologie, sociologie, etc.
Ariel Blum is een gamesprogrammeur die het niet echt meer ziet zitten: zijn laatste project was een zoveelste versie van een pony-spel (genre verzorg een pony, koop er kledij voor, dat soort dingen), na zijn uren amuseert hij zich met reviews van oude games schrijven op zijn blog.
Zijn eerste idee als hij over de aliens hoort:
They have computers,” I said. “They'll have games. I'm going to find out what game the cerebrophage is playing and I'm going to review it on my blog.”
Constellation Database of Electronic Games of a Certain Complexity
Oh, en: ik ontdekte toen ik het boek al uit had dat er gewoon commentaar van de auteur on-line staat, hoofdstuk per hoofdstuk. Wijs!
‘t Is Dunwich Horror meets James Bond met wat Terry Pratchett erbij!
Bob Howard wordt op missie gestuurd naar een tropische plaats, er zijn casino's en auto's en gadgets, er is een femme fatale en seks en een krankzinnige miljardair en een jacht: ‘t is helemaal een James Bond-verhaal. Oh, en er zijn ook Deep Ones en magie alles, natuurlijk.
Veel beter geschreven dan Atrocity Archive, vond ik. En even fijn om hap-snel-weg te lezen op vakantie.
Zo. Eindelijk begonnen aan Lois McMaster Bujold's Vorkosigan-saga. Of eigenlijk toch niet: dit is het vierde boek dat ze schreef in de reeks, maar volgens interne chronologie is het het eerste. En ik weet niet meer hoe of waarom, maar ik heb besloten om ze in volgorde van interne chronologie te lezen, dus bij deze: een Vorkosigan-boek zonder Vorkosigan.
Het speelt zich bijna allemaal af op een ruimtestation waar een aantal wetenschappers een ras mensen hebben gemaakt dat perfect geschikt is voor leven in gewichtloosheid. De quaddies hebben vier armen, in de plaats van twee armen en twee benen. De oudste ervan is ondertussen 20 en ze zijn met een stuk of duizend, grotendeels kinderen. De oorspronkelijke leidinggevende wetenschapper is ondertussen ook gestorven, er is een ambtenaar (denk Eichmann was een ambtenaar) aan de macht, en die bekijkt de quaddies als niet meer dan inzetbare assets van zijn bedrijf.
Komt Leo Graf, een sympathieke ingenieur, aan boord om les te geven. Trekt die zich het lot van de kinderen aan. Volgt een spannende jeugdroman, met zeer slechte slechteriken en veel goede mensen, een beetje romantiek, gevechten, onwaarschijnlijke situaties: zeer leutig allemaal, op een zware ondergrond van suspension of disbelief, en zonder veel échte verrassingen.
Een mens moet om de zoveel tijd eens een oude klassieker herlezen, denk ik.
Maar science fiction uit de jaren 1970 is toch altijd ook een beetje een risico.
Maar ik herinner me vaag dat ik het zéér lang geleden, in franse vertaling dan nog wel, een wijs boek vond.
Maar dat is nergens een garantie voor, mijn geheugen laat me soms écht in de steek (crf. Anne McCaffrey, brrr).
Maar ik kwam het boek plots ook tegen in een lijst met boeken met niet-menselijke aliens, en dat herinnerde ik me zelfs niet meer, dat er aliens in zaten.
En dus heb ik het dan maar in de rapte gelezen.
Aan de oppervlakte gaat het over George Orr, een mens wiens dromen waar worden. Als hij bepaalde dromen heeft, en hij wordt wakker, dan is de wereld veranderd. Dat kan gaan van het eenvoudige (een schilderij van een berg is plots een schilderij van een paard, maar neen: het is altijd al een schilderij van een paard geweest, en de eigenaar weet zelfs precies waarom het er hangt, want de hele wereld is veranderd) tot het ingewikkelde (de hele menselijke soort is anders dan ze vroeger was, en heel de wereldgeschiedenis is veranderd).
Het vervelende is dat het in dromen gebeurt, en dat dromen niet rationeel zijn, en dat George bang is dat hij dingen gaat veranderen, en dat hij naar een psychiater gaat (oei, daar is de tijdsgeest van de 1971!), en dat die psychiater minder scrupules heeft dan George.
De psychiater beseft snel dat het echt waar is wat er gebeurt, en begint George Orr's talent te gebruiken om de wereld te veranderen.
En neen, dat loopt niet zo goed af.
‘t Is een fabel, ‘t is typisch Ursula K. Le Guin, ‘t is erg jaren 1970 maar ‘t blijft zeer leesbaar. En verrassend kort. En een heel ander boek voor een tiener dan voor iemand die al wat geleefd heeft.
Ik was nog aan het lezen in Outlander, toen ik plots zin had om Ash: A Secret History te herlezen. Het was al een tijd geleden, maar ik herinnerde me wel dat het een bijzonder goed einde had, en daar was ik na Outlander toch wat naar op op zoek.
Het boek werkt op twee verhalen: enerzijds is er de vertaling van een reeks vijftiende-eeuwse manuscripten, en anderzijds is er een raamvertelling in brieven naar elkaar van en naar de vertaler. Die van verbazing in verbazing valt: terwijl hij aan het vertalen is, lijkt het alsof de realiteit rond hem verandert. Waar hij in het begin gewoon een geactualiseerde vertaling van welbekende laat-middeleeuwse historische documenten aan het maken is, blijken die documenten plots hetzij verdwenen, hetzij geherclassificeerd als veel latere pastiche, of als fictie. En tegelijkertijd vinden archeologen artefacten uit het verhaal terug – dus het verhaal lijkt tegelijkertijd meer en minder “echt gebeurd” te zijn.
Het onderwerp van de documenten is Ash, een weesmeisje dat zich opwerkt tot condottiere van een behoorlijk groot huurlingenleger. Na een proloog over haar jeugd, komen we op het recent ontdekte “Fraxinus me fecit”-document uit, dat wellicht rond het einde van Ash's leven moet geschreven geweest zijn, hetzij door Ash zelf, hetzij gedicteerd door haar.
Ash en haar compagnie worden ingehuurd om een missie uit te voeren voor de Graaf van Bourgondië, maar als ze in Italië toekomen blijkt er een invasie begonnen te zijn. Carthago, ‘t is te zeggen, de Visigothen die in Carthago een soort Romeins Rijk met Islamachtige invloeden maar dan Ariaans hebben opgebouwd, hebben twintig jaar lang gepland voor een grootschalige invasie van Europa. De leider van hun leger, de Faris, blijkt zo ongeveer een tweelingzus van Ash te zijn. Die, net zoals Ash, stemmen hoort die haar tactisch advies geven.
Stukje bij beetje komen we te weten dat het verhaal zich blijkbaar in een alternatieve realiteit afspeelt, waar niet alleen de Visigothen duizend jaar langer dan “bij ons” een going concern waren, maar waar Christus ook een Romeinse centurio was die Mithras aanbad (Christus Viridianus / Christus Imperator, zoon van Augustus, aan een boom genageld door Tiberius), waar Noord-Afrika tot pakweg 500 veel vruchtbaarder was dan bij ons, waar er een onbestemd iets mis ging waardoor er al eeuwen geen paus meer is in Rome, en waar mensen tot op zekere hoogte “mirakels” kunnen doen.
Het had even goed gewoon alternatieve geschiedenis kunnen zijn, maar het is meer dan dat: er zit een dosis science fiction in ook, en zowaar een beetje Star Warsachtig messianisme. Het had zonder gekund, ongetwijfeld; dat het er in zit, maakt er een speciaal boek van. En het maakt het einde mogelijk, dat ik zowat één van de meer voldoening schenkende eindes van een boek vond, en bij herlezing nog steeds vind.
...maar wat een opluchting, nog eens een goed boek te kunnen lezen. Een verhaal met een begin, een midden en een einde (en een proloog en een epiloog), met personages en emoties, met een wereld en alles.
Iain M. Banks doet een Culture-boek dat geen Culture-boek is, met overal inversions. Het gebeurt wel degelijk af in het Culture-universum, met twee personages die van Culture komen, maar de twee verhalen worden verteld door niet-Culture-mensen. En die niets weten van ruimteschepen, andere planeten, of wat dan ook van technologie.
Want het verhaal speelt zich af op een vaag laat-middeleeuwse wereld. Aan één kant Quience, de wat neurotische koning van Haspidus, die sinds een paar jaar een nieuwe lijfarts heeft, Vosill (een vrouw! ongezien!). Aan de andere kant, een halve wereld verwijderd, generaal UrLeyn, Eerste Protector van het Protectoraat van Tassasen, die net de vorige koning omver heeft geworpen en zeer voorzichtig ideeën die in de richting van vreemde dingen zoals mensenrechten en dergelijke probeert in te voeren, maar daarbij botst tegen de adel. Hij heeft sinds een paar jaar een nieuwe bodyguard, DeWar.
Vosill's verhaal wordt verteld door haar assistent, die tegelijkertijd spioneert voor een mysterieuze “meester”, die in een samenzwering blijkt te zitten die het niet echt goed voorheeft met koning Quience. DeWar's verhaal wordt (blijkt in de epiloog) verteld door een concubine van UrLeyn.
Ik vermoed dat dit boek te lezen is voor wie geen andere Culture-boeken kent, maar het verandert de ervaring wel volledig. Vosill en DeWar zijn wellicht agenten van Contact, de “afdeling” van Culture die verantwoordelijk is voor, wel ja, contact met niet-Culture-samenlevingen. Ze zijn misschien al meer dan tweehonderd jaar oud en in perfecte gezondheid, ze hebben misschien al op dozijnen planeten geleefd in een hele reeks rollen en hoedanigheden, ze hebben de kennis van duizenden jaren beschaving in het hoofd en misschien hebben ze wel geheime wapens – robots en zo.
Dat maakt het allemaal bitterzoet, want als lezer weet ik dat ze bij wijze van spreken op elk moment in een vliegende schotel zouden kunnen stappen. En toch maakt het ze niet on-betrokken of cynisch: in tegendeel. Het zijn volledig meerdimensionale vlees-en-bloed-personages. Met gevoelens en een (gemeenschappelijk) verleden en dromen. Die onder meer worstelen met de manier van omgaan met werelden zoals die waar ze nu zijn: moeten ze ingrijpen om de zaken te proberen beter maken, of net niet?
DeWar, aan de kant van de revolutionair, kiest ervoor om niet in te grijpen. Hij ziet dingen gebeuren en hij zou misschien kunnen helpen, maar in zijn ethisch systeem kan hij het niet verantwoorden: acties kunnen ongekende consequenties hebben, en het is niet aan hem om de wereld te veranderen.
Vosill, aan de kant van de koning, kiest ervoor om zeer, zeer subtiel in te grijpen. Bijna terloops brengt ze de koning waarden als respect voor niet-adellijke mensen bij, introduceert ze ideeën over geneeskunde en wetenschap.
Eén van beide verandert “zijn” maatschappij, de andere ziet alles de verdoemenis in gaan. Eén van beide vindt persoonlijk geluk, de andere absoluut niet. Wie maakte de juiste keuzes?
‘t Is spannend, ‘t is ontroerend, ‘t is romantisch, ‘t zit slim in mekaar, het verhaal klopt als een bus: ik heb het met bijzonder veel plezier gelezen. Zeer aangeraden (maar dus niét als eerste Culture-boek).
En verdju dat Iain Banks dood is en geen boeken meer kan schrijven. Fuck.
Ik heb er langer over gedaan dan verwacht, en dat ligt maar deels aan het boek zelf. Vintage Banks, luidoplach-grappig bij momenten, nadenkstemmend bij andere momenten, een reeks verhaallijnen door elkaar die uiteindelijk wel allemaal samen komen, maar dat g'er uw hoofd bij moet houden.
En dat dat niet evident was met proclamaties van kinderen, verjaardagsfeesten, aperitieven in het park en aanverwante sociaaldoenerigheden.
Meer dan in andere boeken zijn de Minds zelf hoofdpersonages, van de Sleeper Service – een ex-Culture GSV die zich nu tot Eccentric heeft omgedoopt en extravangante tableaux vivants (of morts, of comateux) maakt met mensen die hun lichaam hebben laten opslaan – tot een schimmige groep van onder meer veteranen van de Culture-Idiraanse oorlog, de Interesting Times Gang.
En dat ze het absoluut niet allemaal per definitie eens met elkaar zijn, of zelfs maar het beste voorhebben met iedereen.
Daarnaast: Genar-Hofoen, een excentrieke Special Circumstances-agent, die het meer dan naar zijn zin heeft bij de Affront, bijna karikaturaal (maar dan expliciet bedoeld) gemene aliens, die hun hele wereld genetisch gemanipuleerd hebben om zo veel mogelijk hun omgeving te terroriseren. Beesten kweken om bang te zijn van Affront, en om als bal te dienen in een soort squash, bijvoorbeeld.
Daarnaast ook: Dajeil, ex van Genar-Hofoen, stormachtige relatie achter de rug en nu redelijk neurotisch al veertig jaar zwanger van hem, en dat ze weigert te bevallen.
Euh ja, dat soort situaties. Tegen een achtergrond waar er in het universum een Excession opduikt: een onbekend iets dat alles zou kunnen veranderen, met reizen tussen universa en alles – maar dat quasi meteen een casus belli wordt tussen Affront en Culture.
De prijs waard, al was het voor de machtig smakelijke omschrijvingen van martelingen en andere degoutantigheden door de Affront: ze zijn zo door en en door gemeen dat het bijna onmogelijk is om ze niet sympathiek te vinden.
Zo, we zijn in het midden toegekomen. Het lange, lange midden van de serie. Het tempo doet denken aan een gletsjer: traag maar gestaag, soms eens een opstoot.
De gewoonte van Jordan om alles nog eens allemaal te herhalen (en te herhalen, en te herhalen) begint wat op de zenuwen te werken. De in het algemeen weinig realistische vrouwelijke karakters ook. De manie van iedereen om aan zijn haar te trekken ook, net zoals de honderden keren dat het ene of het andere karakter met wijdopengesperde ogen de kledingkeuze van sommige vrouwen probeert niet op te merken.
Serieus: als alle vermeldingen van tugged on / yanked / pulled her braid er uit zouden gelaten worden, zou het boek een paar honderd bladzijden korter geweest zijn, en niemand zou het erg gevonden hebben. En ja, we hebben het ondertussen door: alle vrouwen vinden alle mannen nutteloos, en geen enkele man zal ooit geen enkele vrouw begrijpen. Dat hoeft echt niet om de vijftien bladzijden herhaald te worden.
Qua verhaal: Mat komt tot zijn recht. Hij heeft wegens redenen een paar honderd jaar random geheugens in zich zitten, en hoe harder hij probeert om niet met niets te maken te hebben, hoe meer verantwoordelijkheden hij krijgt. En in plaats van zijn leven te spenderen met Wein, Weib und Gesang (en gokken), blijkt hij plots een gevierde generaal te zijn, zowat de leider van Rand's legers.
Rand danst op een slap koord tussen Aiel en politieke intriges, Wise Ones en Aes Sedai, krijgt een onvermoede helper, en verliest er een andere.
Terwijl Egwene een Wise One leert te worden, beleven Elayne en Nynaeve zowaar Spannende Avonturen, zowel in de dromenwereld Tel'aran'rhiod als in de echte wereld, inclusief een verblijf in het circus. Al hun eindeloos kinderachtige gedrag steekt wel verschrikkelijk tegen, maar daar staat tegenover dat de karakters echt wel evolueren naar iets beters dan wat ze waren.
Ik hield mijn hart vast –ik herinnerde me vaag dat het vanaf boek 5 de dieperik in ging– maar dat was verrassend genoeg niet zo. Misschien dat ik meer geduld heb gekweekt, misschien dat het is omdat ik weet dat ik meteen het volgende boek kan lezen in plaats van een jaar of meer te moeten wachten, in alle geval: ik heb dit in één ruk uitgelezen, en ik ben meteen aan boek 6 begonnen.
The late, great Iain (M.) Banks's eerste Culture-boek – en ik was begot vergeten dat het hoofdpersonage een afkeer heeft van Culture, en aan de andere kant van een oorlog tussen Idarans en Culture staat. (Waarschuwing: heel veel “een soort X-achtige” op komst.)
Het voelt niet heel erg coherent aan, bij momenten: een opeenvolging van fijne scènes met personages die wel OK zijn in een wereld die zeer goed in mekaar steekt, maar de som van de delen maakt er geen perfect geheel van.
Heel in het kort gaat het om een Mind, een hyperintelligente machine die op de vlucht is voor de Idarans, een soort onsterfelijke religieuze fanatici die al duizenden jaren oorlog voeren tegen zowat alles en nu ook the Culture tegengekomen zijn. Die ind heeft zich verborgen op een soort taboe-achtige planeet.
Die planeet wordt bewaakt door de Dra'Azon, een soort godachtige wezens, die niemand op de planeet toelaten behalve een paar Changers. Eén van die Changers, Horza, heeft een afkeer voor al wat Culture is (wegens moreel corrupt en machines doen alles en zo), werkt nu voor de Idirans, en is dus perfect geschikt om die Mind te proberen terugvinden.
Een tal set pieces verder (een martelscène, een soort intergalactisch pokerachtig spel met emoties en echte doden op een gedoemde Orbital, bijna opgevreten door religieuze fanatici) neemt Horza het uitzicht aan van een soort piratenkapitein, en komt hij uiteindelijk met een gemengd groepje piraten en een gevangen genomen Culture-geheimagente, op de planeet in kwestie toe.
Volgen kluten en esbattementen, ontknoping, en epiloog.
De epiloog maakt nog eens ten overvloede duidelijk dat het allemaal in het grotere beeld eigenlijk bijzonder zeer futiel was.
Um ja. Het had een uitstekend boek kunnen zijn, ik vind het na herlezen gewoon goed.
Op papier klinkt het vreselijk arty farty: een verhaallijn vooruit in de tijd, een verhaallijn achteruit in de tijd, een proloog en epiloog daar los van, en flashbacks overal. Maar in Use of Weapons werkt het, en werkt het uitstekend.
Zakalwe is niet in de Culture geboren, en maakt er ook niet volledig deel van uit: geen drugsklieren, geen geslachtsveranderingen, geen zware gen-aanpassingen. Maar hij is wel een agent van Special Circumstances, gespecialiseerd in interventies in werelden die op zijn thuiswereld lijken: ruwweg tussen feodaal en interbellum-op-Aarde.
Van het genre waar zinloze oorlogen gevochten worden met tanks en vliegtuigen, waar soldaten sterven voor nonsens, en waar een uitstekende generaal die wéét welke wapens hij hoe moet inzetten, het verschil kan maken. En zo iemand is Zakalwe.
Een vreemde man, die in niets gelooft en getormenteerd door zijn verleden door het leven gaat, maar wel briljant.
In de genummerde hoofdstukken (1, 2, 3, ...) lezen we hoe Diziet Sma, zijn “handler”, hem voor één laatste job probeert in te lijven. En hoe dat uiteindelijk lukt, en hoe die job in zijn werk gaat. Spannend, leutig om lezen, een boekje op zich.
In de hoofdstukken met Romeinse nummers (XIII, XII, XI, ...) zien we in omgekeerd chronologische volgorde hoe Zakalwe Zakalwe werd, met opdracht na opdracht voor Special Circumstances: die keer dat hij met gebroken benen in een vulkaan gedumpt werd, die keer dat zijn hoofd letterlijk afgehakt werd en de Culture er met seconden overschot bij was, die keer dat hij als free-lancer probeerde goed te doen maar alleen maar slecht deed. En, langzamerhand, terug in de tijd naar zijn oorsprong en zijn jeugd.
Waar iets ergs gebeurd moet zijn: hij is doodsbang van witte stoelen, hij zit met de relatie met zijn twee zussen en een pseudo-adoptiebroer – en dat wordt alsmaar duidelijker in flashback na flashback.
Bijzonder zeer goed. Zeer, zéér goed.
Zo, en nu weet ik me weer waarom ik dit in de tijd goed vond. Zo ongeveer alle wannabe-Tolkien-gedoe is achterwege gelaten, en de serie is bij deze écht begonnen.
Rand al'Thor en zijn kameraden gaan op zoek naar de Hoorn van Valere, Egwene en Nynaeve (en Elayne) gaan naar Tar Valon om Aes Sedai te worden, en – haal de paukenslagen boven – de afstammelingen van een leger dat duizend jaar geleden naar het westen vertrok, komt terug.
‘t Is vooral dat laatste waar ik me herinner dat ik in de tijd een Hola, wat nu?-gevoel over had: de wereld van Wheel of Time was in boek één redelijk duidelijk, en hier werd het plots helemaal onduidelijk, op een spannende manier.
In boek één is er licht en donker: aan de goede kant staan enerzijds de Aes Sedai (denk Jedi, maar dan vrouwelijk, en met verschillende Ajahs, ‘scholen', erin) en anderzijds en niet op vriendschappelijke voet met elkaar, de Children of the Light (ook wel Whitecloaks, denk Kerk + Inquisitie), aan de slechte kant staan Shaitan (denk Melkor/Morgoth), zijn dienaar Ba'alzamon (denk Sauron), een reeks Forsaken (denk Nazgûl, maar onafhankelijker) en monsters genre Trollocs.
Oh, en aan de slechte kant staan ook Darkfriends, mensen die Shaitan dienen, en die kunnen overal zijn – uw buur kan een Darkfriend zijn, maar er zijn ook geruchten van een Black Ajah bij Aes Sedai, en ook bij de Whitecloaks zitten er Darkfriends.
De mensen van aan de overkant van de zee die in boek twee toekomen, lijken daar voorlopig ergens tussen: hun gebruiken zijn totaal vreemd, de manier waarop ze omgaan met Aes Sedai is behoorlijk vies (ze “temmen” ze en gebruiken ze als een soort huisdier) maar ze kunnen toch moeilijk allemaal slecht zijn?
Het boek eindigt op het moment dat het voor iedereen duidelijk is, en dus niet meer geheim, dat Rand al'Thor, nominaal een herder uit een achterlijk dorp, eigenlijk een incarnatie van Lews Therin Telamon is. Lews Therin, een figuur uit de Age of Legends en de laatste mannelijke Aes Sedai, was ook bekend als de Draak, en vandaar: Rand is The Dragon Reborn. Tadam! Op naar boek drie.
Het is al geleden van 15 april 2013 dat ik nog een Horus Heresy-boek gelezen had. Dat is veel meer dan twee jaar geleden, en ik kan dat eigenlijk niet goed geloven, dat de tijd zo rap voorbijvliegt.
Boek zestien ondertussen, en het is een verhalenbundel. Met negen verhalen, door Usual Suspects Graham McNeill, James Swallow, Dan Abnett en een resem andere.
Niets dat het grotere verhaal echt doet vooruit gaan, wel wat vignetten die gaatjes opvullen: wat gebeurt er met gewone mensen (‘the smallfolk', zoals George R.R. Martin zou zeggen) terwijl rond hen halfgoden vechten en hele werelden vergaan? Wat gebeurt er met achtergebleven soldaten van een legioen dat buiten hun wil en weten om één van de Schlechte Legioenen geworden is? Wat doet het met een schrijver die de enige is die weet wat er gebeurd is, maar dat vriend noch vijand eigenlijk wil dat dat uitkomt?
Een paar zeer goede stukken (The Iron Within van Rob Sanders, The Last Remembrancer door John French, Little Horus door Dan Abnett), een paar mindere, allemaal samen: gho ja.
Ik was er een beetje uit, en een bundel is ideaal om er weer in te raken, denk ik. Dat ik van overal een beetje gelezen heb: Raven Guard, Dark Angels, Horus Aximand, Thousand Sons, Iron Warrior, (zucht) wat Ultramarines, en (hoera!) een eerste echte blik op Salamanders.
Op naar de volgende boeken, mijn gedacht.
Hola!
Nog een boek waarvan ik er min of meer van uitging dat het wel niet vet zou zijn, afgaand op de cover (een ge-demoniseerde Word Bearer, niet mijn favoriet legioen, die een Custodes op wil vreten).
Maar kijk nu: het is een uitstekend boek. De Word Bearers worden van onnadenkende fanatici plots tragische figuren met diepgang. Lorgar is niet meer de religieuze zot die in mijn hoofd zat, maar zowat de meest menselijke van alle Primarchen.
Het verhaal gaat van 50 jaar vóór Isstvan V tot er net na. Van het moment dat de keizer out of the blue, zonder waarschuwing of welk overleg ook, beslist dat wat de Word Bearers al decennia lang doen (werelden zo vreedzaam mogelijk en zo grondig mogelijk tot de Keizer brengen), verkeerd is. Een delegatie Ultramarines vernietigt een vreedzame wereld compleet, omdat ze volgens de keizer hem teveel vereren en dat dat teveel godsdienst is.
Lorgar en zijn legioen worden vernederd, en hun hele raison d'être wordt afgenomen. Lorgar is verloren, zijn space marines ook.
Het zijn Kor Phaeron (pleegvader van Lorgar vóór hij ontdekte dat hij primarch was) en Erebus (bah, Erebus) die de slechte slechteriken zijn. Zij maken van Lorgar's goedheid gebruik, en van de genetisch ingebakken volgzaamheid van de Word Bearers, waar ze uiteindelijk voor een groot deel zelf niets aan kunnen doen, want het is er door de keizer ingebakken.
En de keizer is écht een smeerlap. Echt waar.
Zeer zeer goed boek.
Ik zag er een beetje tegen op, omdat in mijn hoofd het beste er ondertussen wel af was, van de Horus Heresy-reeks: na twaalf boeken van telkens door de vierhonderd bladzijden, met telkens ongeveer dezelfde thema's (fascistoïde wereldbeeld van zowel “goed” als “kwaad”, onvermijdelijke slechte afloop) was het een beetje gnnn.
Maar kijk: Nemesis heeft mij aangenaam verbaasd. Net zoals Mechanicum gaat het over niet-Astartes – deze keer het Officio Assassinorum. Die ook allemaal interne strubbelingen hebben, en waar ongetwijfeld ook allemaal reeksen boeken uit zouden kunnen gepuurd worden. En waar het nog maar eens heel erg duidelijk wordt hoe enorm uitzonderlijk de Astartes zijn: als de beste van de beste ervan dromen om ooit eens één Space Marine te vermoorden, dan weten we het wel.
Het verhaal is geen enorme hoogvlieger, maar hey, ‘t is wel leutig: een team van zes moordenaars wordt samengesteld (een sniper, een gifmengster, een data-mens, een berserker, een Bene Tleilax-achtige, en een anti-psyker) om Horus te vermoorden, en in parallel is er een onderzoek naar een seriemoordenaar.
En dan komen beide verhaallijnen samen, met een vleugje Lectitio Divinitatus, en krijgen we weer een schijfje van Emperor wordt God-Emperor, rebellie wordt Heresy, met voorafschaduwingen van een inquisitie.
Toch aangeraden, ja.
Oooo zo'n triestig verhaal.
The Thousand Sons zijn het XVde legioen, onder Primarch Magnus. Duizend zonen, omdat ze op een bepaald moment in hun geschiedenis maar met een duizendtal over waren: er is iets instabiels aan hun genen waardoor ze zowat biologisch dreigden te ontploffen — en fenomeen dat we ondertussen al meer dan een paar keer hebben zien gebeuren als een Chaos-entiteit een menselijk lichaam gaat bewonen.
Ze zijn wanhopig, tot uiteindelijk hun primarch er een einde aan slaagt te maken. Magnus is een uitzondering onder de zonen van de Keizer: veruit de meest intelligente, veruit de meest nieuwsgierige, nooit het contact verloren met zijn vader, en al van zijn geboorte bijna even thuis in Warpspace (Immaterium, Empyrean, Ether, kies uw naam) als in de “echte” wereld.
De Thousand Sons zijn zoals Magnus: nieuwsgierig, gefocust op kennis, en niet half bang van buitendimensionele dingen. Wat een andere een familiar zou noemen, noemen zij een tutelary, en het blijkt een niet zo voor de hand liggende meester-dienaarrelatie te zijn. Er zijn Thousand Souns die gedachten kunnen controleren, er zijn er die dingen doen met vuur, er zijn er die in de toekomst kunnen zien... enfin, ‘t is niet moeilijk te zien dat daar miserie van kan komen.
Wat dan ook gebeurt. En dat het nog maar eens de mensen zijn met de beste bedoelingen die het ergste vallen.
Toch wel een van de betere Horus Heresy-boeken sinds een paar, vond ik.
Er zijn geen wolven op Fenris.
De reviews op Amazon zijn meer dan anders verdeeld: 33% vijf sterren, 24% vier, 12% drie, 14% twee, 16% één ster. Een goed teken, denk ik: door de band lijken de Warhammer-boeken voor tieners geschreven – weinigdimensionale karakters (behalve als er een chaos-dimensie aan zit, ah hah hah); rechttoe-rechtaan-verhalen, min of meer hetzelfde stramien, fascisten tegen fascisten. Verdeelde reviews is verwarring, en dus goed, denk ik. En Abnett heeft nog geen faramineus slechte boeken geschreven dat ik weet.
En dan zie ik de cover van het boek, en zucht ik. Jongens toch.
En dan lees ik de blurb, en zucht ik nog veel dieper:
The Emperor is enraged. Primarch Magnus the Red, of the Thousand Sons Legion, has made a catastrophic mistake that endangers the safety of Terra. With no other choice, the Emperor charges Leman Russ, Primarch of the Space Wolves, with the apprehension of his brother from the Thousand Sons home world of Prospero. This planet of sorcerers will not be easy to overcome, but Russ and his Space Wolves are not easily deterred. With wrath in his heart, Russ is determined to bring Magnus to justice and cause the fall of Prospero.
mooi
wight-loaned sword
The Hradcana took him and cut his thread: four or five enemy swords stabbing into him repeatedly, rehearsing the lesson in sword-work that Lern had delivered.
They littered the shingle. Most times, they were no longer in one piece once he'd done with them. Some lay as if they were sleeping. Others were crumpled in limp, slack poses that the living could not mimic. Some were split and steaming in the sleet.
Some were just portions and pieces scattered by the relentless axe. Blood ran between the ice-black beach stones, coiling, trickling, deep and glossy, thick red, meat red, or cooling into slicks of rusty brown and faded purple.
The daemon's axe was a massive thing, a two-hander with a long, balanced handle. Both grip and blade were engraved with complex, weaving patterns and etched chequers. It sang to itself.
Fith could hear it. The axe hummed and purred, as though the death-edge was privately chortling with delight at the rising tally of threads. A drizzle of blood droplets was flying off it, as if the blade was licking its lips clean.
Nee, niet echt. Karen Armstrong, waar ik een tijd geleden A History of God en The Great Transformation redelijk graag van gelezen heb, pleegt een boekje over mythologie.
Een kort stukje over “wat is een mythe” (copy paste van Mircea Eliade, had ik het gevoel), en dan in gestrekte draf de hele wereldgeschiedenis erdoor: mythologie van jagers (20.000 - 8.000 voor Christus, featuring Dreamtime en alles heeft een mythologische dimensie), mythologie van landbouwers (8000 - 4000 voor Christus, featuring dood en regeneratie), eerste beschavingen (4000 - 800 voor Christus, featuring cosmogonie en godenpantheons), de Axial Age waar het uitgebreid over ging in The Great Transformation (800 - 200 voor Christus, featuring Boedda, Socrates, Confucius, Jeremiah en het internaliseren van de grote mythes), en dan in één grote hap de “post-axiale periode” (200 voor Christus - 1500 na Christus, gewoon een verderzetting van de inzichten van de vorige periode), om dan uiteindelijk in The Great Western Transformation (1500 - 2000) te geraken, de “dood van mythologie” volgens Armstrong.
Wat Mircea Eliade, wat Joseph Campbell, en een onverontschuldigbaar lang stuk over hoe “kunst” nu de taak van de sjamaan zou moeten overnemen: ik vond dit niet meer dan een wat uitgelopen artikel. En op hier en daar wat tweedehands inzichten, niet eens interessant.
Ik heb maar één negatief punt: de slechteriken zijn echt wel minder-dan-eendimensionele slechteriken. Het zijn er van het genre “duister militair-industrieel complex”, en we krijgen zelfs geen begin van zwijm van verklaring wat of waarom.
Voor de rest: rollicking good fun, gelijk ze zeggen.
Het is een jaar na Leviathan Wakes, Jim Holden en crew doen klusjeswerk voor de Outer Planet Alliance (grote politiek-militaire speler nummer drie in het zonnestelsel, na Aarde en Mars).
Ganymedes, de grootste maan van Jupiter (en van het hele zonnestelsel trouwens — een wistjedatje), is de graanschuur van de mensheid: massief belangrijk, dus, maar ook fragiel: het blijft natuurlijk een artificieel ecosysteem.
En dan gaat het (wat hadt ge gedacht) mis: een gespannen situatie tussen marines van Aarde en Mars lijkt te ontploffen — maar het is geen gevecht tussen die twee, het is een soort monster dat meteen doet denken aan het alien gedoe uit het eerste boek, dat op één na iedere soldaat afslacht en Ganymedes in spiraal van system collapse duwt.
Crisis, natuurlijk: is het een alien? Is het een wapen van Mars dat losgeraakt is? Of van Aarde? Of van de OPA?
Alweer spannend, alweer vintage space opera, alweer goed. Een aantal bijkomende POVs, naast Jim Holden die (gelukkig) wat minder idealistisch en vlak blijkt te zijn, is er ook Roberta ‘Bobbie' Draper (die ene niet-afgeslachte soldaat), Praxidike Meng (wetenschapper op Ganymedes, op zoek naar zijn ontvoerde dochter), en Chrisjen Avasarala (de bejaarde assistant to the UN's undersecretary of executive administration, eigenlijk één van de meest machtige vrouwen op Aarde).
En een cliffhanger, gedomme. Abaddon's Gate (niets te maken met Warhammer, ga ik van uit) komt uit op 4 juni 2013.
Post cyber punk refererend naar de oude space opera meesters, zei Dirk De Bock, en meer dan dat heb ik niet nodig.
Knippe de poeze, zei mijn Kindle, en de eerste twee boeken stonden er.
En jawel: ik vond het helemaal in orde, dat eerste deel van de Expanse-reeks. Science Fiction zoals in de goede oude tijd: geen literatuur (‘t is noir en horror en space opera), absoluut geen harde SF (hoe werkt X? “it works... well” zegt de auteur in een interview achteraan), ook niet echt vreselijk vernieuwende dingen of zo (allemaal al gezien, zelfs), maar wel enorm wijs.
Twee personages: Holden, bijna pathologisch idealistisch, en Miller, een gedesillusioneerde politieagent (en, uiteindelijk, ex-politieagent) nemen elk om beurten een hoofdstuk voor hun rekening.
Holden's schip (een water-transporteur) komt een schip op drift tegen, ze gaan op onderzoek, en op ene paar man na wordt de hele bemanning opgeblazen. Door een schip dat lijkt van Mars te komen. En Holden maakt dat meteen kond aan het hele zonnestelsel – waarmee hij zo ongeveer meteen een oorlog doet beginnen.
De situatie is een geloofwaardig paar eeuw in de toekomst: de mensheid heeft Mars gekoloniseerd en is daar aan het terraformen, en verder zijn er honderden kleine en grote kolonies, op de grote manen en op asteroïden.
Het is ruwweg Aarde en/of Mars versus de anderen: mensen die geboren zijn waar er een open hemel is en echte zwaartekracht versus mensen die geboren zijn op stations met lage zwaartekracht.
Miller is een agent op Ceres. Hij krijgt een semi-officiële opdracht om een rijke dochter van mensen op Aarde te zoeken en terug te halen. Kidnappen, dus. Hoe meer hij te weten komt over het meisje, hoe meer hij er zich in verliest. En vastbijt. En dan blijkt hij uit te komen bij Jim Holden.
Avontuur! Schietpartijen en achtervolgingen! Aliens! Hoera!